Hoe vaak ik niet een idee ben kwijtgeraakt.
In het afvoerputje van mijn brein.
JK had geluk daar in die trein, toen ze Harry Potter tot in de puntjes uitdacht en alle details onthield.
Mijn brein werkt niet zo.
Ik schrijf ideeën meteen op. En zo onderzoek ik ze ook. Schrijvend.
Het helpt mij te bedenken wat ik wil bereiken, welke sfeer ik wil neerzetten, welk gevoel ik bij de lezer wil oproepen. Het opschrijven roept beelden, woorden en gevoelens op die op hun beurt ook weer beelden, woorden en gevoelens oproepen. Het geeft houvast bij het kiezen van de personages en de setting, thema’s worden zichtbaar.
Er zijn in deze fase geen beperkingen.
Het stormt.
En het mag een ravage worden.
Bomen mogen ontwortelen.
Ik onderzoek de reikwijdte van mijn idee, met in mijn achterhoofd: dit is maar een fractie ervan. Ik ga iets koken en ik weet nog niet welke ingrediënten ik nodig heb. Dus haal ik gewoon alle groenten die ik lekker vind, maar er zijn er die ik nog niet ken, of die uitverkocht zijn. En de kruiden komen later.
Na deze schrijfstorm, omschrijf ik het idee zo kort en concreet mogelijk in een premisse. Deze kan gesteld worden als een ‘wat als-vraag’. Of geeft antwoord op: wie wil wat waarom en hoe en waarom kan/lukt dat niet.
Een premisse is een startpunt. Ik weet uit ervaring dat de uiteindelijke premisse anders zal zijn. Maar het is een begin. Het is tijd om het idee (omschreven in de premisse) het vuur aan de schenen te leggen.
Duimschroeven aan te draaien.
Om de dramatische potentie bloot te leggen.
Wat als… Ja, wat dan?
What you do is take the different bits of material you have gathered and feel them all over with the tentacles of your mind.
Paola Antonelli
Digesting the material.
Ik schrijf zo veel mogelijk vragen op. Schrijf verwachtingen van de lezer op.
Wat als het tegenovergestelde gebeurt?
Wat zijn de consequenties?
Welke reacties komen daarop?
Vaak stel ik mezelf vragen waar ik de antwoorden niet op weet. Soms lijken die nog ergens vast te zitten in mijn brein, misschien dicht bij het afvoerputje. Een kwartier lang schrijven zonder stoppen breekt de boel wel open.
Of niet en moet ik geduld hebben.
Of ik stel me een lange rij dominostenen voor. Van klein naar groot. Een zacht tikje zet ze in beweging. Wat is dat tikje? Wat komt er in beweging? Waar gaat die beweging heen? Kan iets die onderbreken, van richting veranderen? En hoe worden de effecten (de consequenties) groter?
Als dit, dan dat… en dan, en daardoor…
En kan ik ook omgekeerd denken? Beginnen bij het einde? Wat gebeurde er daarvoor? En daarvoor?
Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
Welke vleugelslag heeft dit veroorzaakt in een lange ketting van oorzaak-gevolg.
Dit proces kost tijd. Schrijftijd en denktijd. Soms onderbreek ik het omdat ik ongeduldig ben en wil schrijven. Moet schrijven.
De lol van het schrijven zelf wil ervaren.
Tussendoor scherp ik de premisse regelmatig aan. Ben ik (redelijk) tevreden, dan start het uitwerken van de personages.
Tja… Da’s ook nog een dingetje.