Het laatste botje

Mijn favoriete beleg is dat van Maastricht. Door Alexander Farnese. Het begon op mijn geboortedag, min driehonderdvijfennegentig jaar en duurde bijna vier maanden.
Het was gruwelijk. Hete olie in de loopgraven, uitroken, mijnen, kokend water, buiktyfus, na overgave een driedaagse plundering. Om je een idee te geven.
Nee, geen idee?
Stel je dan voor dat je de stad tot aan bijna je laatste ademteug en kracht hebt verdedigd en dat de poorten opengaan en duizend helse soldaten zich drie dagen komen uitleven. Legaal. Dat zijn nou eenmaal de krijgsregels bij verlies.

Elke zichzelf respecterende stad is belegerd geweest in de Tachtigjarige Oorlog. Ook Eindhoven, toen het nog een stadje was, en aardig om te zien.
De stad was door de Staatsen heroverd. Daarom stuurde Farnese er twee legerleiders op af, die in de winter van 1583 de boel hermetisch afsloten en de muren bekogelden. Maand na maand na maand.
Nadat het laatste botje van de laatste rat binnen de muren was afgekloven, gaf de stad zich over.
Het laatste botje.
Ergens voel je de romantiek.
Je ziet bijna voor je hoe dat botje rondgaat en ieder die nog leeft even mag sabbelen; de mannen en vrouwen die de muren verdedigen twee keer, kinderen en oude van dagen als laatste. En als het dan totaal afgelebberd is, wordt er nog soep van getrokken. Misschien met een oude schoen voor de smaak.
Zou de burgemeester de hongerende bevolking zijn arm hebben aangeboden? Dat is ook romantiek.

Hoe zou het geweest zijn?

Kunnen we ons er een voorstelling van maken?
Kunnen we ons überhaupt voorstellen hoe het is om een oorlog mee te maken? In welke vorm dan ook: een veldslag, een belegering, loopgraven, guerrilla, een bombardement?

Ik niet.
Maar genoeg
genoeg wel.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *