We gaan!

Ik schreef een kinderboek over Kamp Vught.
Het telt ongeveer 20.000 woorden, wat niet veel is. Maar om die woorden te kunnen schrijven, heb ik meer dan het tienvoudige aan woorden gelezen.
Het dagboek van David Koker. Joodse kinderen in Kamp Vught. Spelen achter prikkeldraad.
Ik bezocht Kamp Vught. Ik bezocht het Verzetsmuseum in Amsterdam. Op weg ernaartoe stapte ik uit de tram en stond pal voor de Hollandse Schouwburg.
Ik kon niet verder lopen.
Binnen in de tentoonstellingsruimte trof ik een schoolklas aan uit Amsterdam. De leerkracht riep de kinderen bij zich en liet ze op de grond plaatsnemen. Toen begon hij te vertellen.
Het was zo’n man naar wie je, vanaf het moment dat hij zijn mond opendoet, wilt luisteren.
Ik luisterde, de kinderen luisterden en ik dacht: dit moet altijd verteld worden.
Over tien jaar, over vijftig jaar, over honderd jaar.

Zelf werk ik ook op een school. Met de bovenbouwgroepen bezoeken we regelmatig Kamp Vught. Om financiële redenen weten we niet of we het dit jaar kunnen organiseren.
Even leek dat oké. Het is zo. Niets aan te doen. Volgende keer beter.
Maar nu ineens overvalt het me. Nee, denk ik. De geschiedenis is er om ons te laten beseffen wat er mis kan gaan, wat we elkaar kunnen aandoen, wat we moeten voorkomen.
We herdenken, herinneren en vieren niet voor niets. Monumenten en gedenkstenen zijn er niet voor niets.
En sommige verhalen moeten we blijven vertellen.
Met de kinderen naar Kamp Vught?
We gaan!