Zo zijn ze…

Het is figuurlijk bedoeld, maar letterlijk opgeschreven.

Dát zeiden ze.
Mijn mond viel open.

Het gedicht ‘Even maar’ komt uit de bundel Doodgewoon van Bette Westera en Sylvia Weve. Een kind wil bij Dood op schoot. Even maar, om later minder bang te zijn.
Ik bespreek de bundel in de klas, lees enkele gedichten voor. We praten over letterlijk en figuurlijk, over humor, gekozen titels. Een paar kinderen dragen het gedicht ‘Even maar’ voor en ook al hakkelen ze, hun stemmen raken me.
Omdat het echt is.
Tijdens het lezen van het gedicht ‘Altijd overal’ met zinnen als ‘Ik mis je als ik eventjes niet merk dat ik je mis’ hebben twee kinderen hun armen in hun mouwen gestoken. Niet uit ontroering, nee, ze zijn bezig met die armen, met elkaar, met lol maken. Ik geloof niet dat ze één woord oppikken.
Zo zijn kinderen óók.
Ik spreek ze erop aan, maar het is zinloos want als je het niet voelt, dan voel je het niet. Nog niet.
Tot slot lees ik het humoristische ‘Poes Minoes’ voor, want het is niet allemaal diepe droevenis.
Later, onder het vrij lezen, pakken twee meiden de bundel. Ze lezen het samen aandachtig door en hebben opvallend veel lol. Ze vragen of ze gedichten mogen voordragen en kiezen er drie uit. Drie prachtige gedichten, die ze prachtig voordragen.
Zo zijn kinderen.

Doodgewoon
Bette Westera & Sylvia Weve
Uitgeverij Gottmer.
Besproken met de gedichtenwolkjes van Kansrijke Taal.