Ongeloof

En, wat vond je? Dat is standaard de vraag na het kijken van een film. We wandelen van de bioscoop naar huis en...

En, wat vond je?
Dat is standaard de vraag na het kijken van een film.
We wandelen van de bioscoop naar huis en bespreken de film.
Soms duurt het even voor een van ons de vraag stelt, dan hangen we nog in de droomwereld van de film. Dat is altijd een goed teken.
Het antwoord op deze vraag gaat altijd over geloofwaardigheid.
Konden we meegaan met de personages, opgaan in de wereld?
Wilden we meegaan in een andere realiteit en de onze vergeten?

The willing suspension of disbelief.
Ervoor kiezen het ongeloof uit te stellen.
Voor zolang de film duurt. En soms nog wat langer.

Als schrijver wil ik ook dat de lezer gelooft.
Dat is een uitdaging.
Hoe meer we weten, hoe lastiger de fantasie het heeft.
In oude tijden zocht de mens naar verklaringen voor het ontstaan van de wereld. Verklaringen voor het leven. Zo ontstonden verhalen. Het verschil tussen fictie en werkelijkheid was klein.
Nu weten we beter.
Veel is verklaard. Mensen zijn lastiger te overtuigen.

Uitstel van ongeloof.
Dat wil ik.
Iemand meenemen in de wereld van mijn boek zonder te veel uitleg. Want met te veel uitleg komt ongeloof (met te weinig trouwens ook).
Ik wil verrassen, maar niet te veel toeval (want ongeloof).
Ik wil originele personages, maar niet te vervreemdend (want…).

De lezer de fictionele wereld intrekken, vraagt iets van een schrijver.
Toch is dat niet de grote uitdaging. Een lezer pakt tenslotte je boek op, gaat in een stoel zitten met een kop thee. Klaar om zich over te geven aan je verhaal. Klaar om het ongeloof op te schorten.
Die lezer kiest daarvoor, is klaar om de fictionele wereld van je boek te worden ingetrokken.
Hij gelooft alles nog.

An audience will forgive a lot at the beginning but very little at the end.

Robert Towne

Maar de lezer in de fictie houden is lastiger.
Daarom is het bespreken van de geloofwaardigheid van een film of boek leerzaam.
Wat haalt mij uit de fictionele droom?
Een (misschien wat taai) rijtje:

  • Als informatie om een latere gebeurtenis in te leiden (foreshadowing) niet helemaal organisch aanvoelt en achteraf ingevoegd lijkt. Ik kan een proeflezer of redacteur bijna horen zeggen: o, dat is niet duidelijk genoeg, dus misschien moet je hier eerder iets over zeggen? En soms propt een schrijver (ik ook) die info erin zonder na te denken over hoe dat het beste kan. Net als lakschade repareren met een net iets mattere lak.
    En hé, ik snap het, zeker tegen het einde, dan ben je moe, ben je je manuscript beu, nieuwe ideeën dringen aan…
  • Als personages iets onlogisch doen. Toch die donkere trap naar de kelder afdalen, weglopen, informatie achterhouden, eigen (ongeloofwaardige) conclusies trekken, zoenen in een ruzie of als je leven in gevaar is.
    Veel van deze zaken hangen aan een genre vast, dat besef ik, maar toch vraag ik me af of er met een extra brainstormsessie niet een betere keuze gemaakt zou zijn.
  • Als er te veel of te weinig informatie wordt gegeven. Als ik (te lang) denk: waar gaat dit heen? haak ik af. Het is zoeken naar de balans tussen vervreemden en aantrekken, iets geven en op honger laten zitten.
    Ervaring of belofte kan helpen. Wanneer je weet dat de puzzelstukken op hun plek zullen vallen, voelt dat als een beloning. Het genieten van hoe ingenieus dingen in elkaar blijken te zitten. Zoals bij de serie Better Call Saul.
  • Als ik me onvoldoende kan inleven in de hoofdpersoon (meestal is die hoofdpersoon passief). Waarom zou ik meegaan in die houding?
    Een personage moet iets willen veranderen, en zo niet, dan dwingt de omgeving hem en zal hij moeten reageren. Als de hoofdpersoon dat niet doet, moet daar een geloofwaardige reden voor zijn. Een reden die gelinkt is aan de wil van de hoofdpersoon (hij wil veilig zijn, geen pijn, niet opvallen, anderen beschermen…).
    Een voorbeeld: In ‘naar het paradijs’ van Hanya Yanagihara is de hoofdpersoon in het eerste deel erg passief. En ik weet niet of ik verder wil lezen. Dit is persoonlijk natuurlijk, en daarnaast heeft het boek genoeg belofte in zich. Ik wil er graag moeite voor doen.
  • Clichés en stereotypen. Ik stopte ooit met het lezen van thrillers omdat iedere rechercheur een slecht huwelijk en een drankprobleem had.
    Het is begrijpelijk, want schrijvers willen van hun personages ronde karakters maken, met echte problemen… Zelf probeer ik altijd te zoeken naar een probleem dat bijdraagt aan de neerwaartse spiraal van de hoofdpersoon of door de antagonist ingezet kan worden. Het probleem krijgt een functie.
  • In mijn ogen verkeerde verhaalkeuzes (maar is beroepsdeformatie). Je staat als schrijver voor duizend keuzes en juist die vrijheid maakt literatuur interessant. Laten we alsjeblieft niet allemaal volgens hetzelfde stramien schrijven.

Maar vergeet niet de lezer mee te nemen.
Wat is de beste manier om dat te doen?

Voor mij is dat de onuitgesproken belofte van de schrijver:
Als je dit boek leest dan ontmoet je mensen die je bijblijven.
Als je dit boek leest, word je ondergedompeld in een wereld die je nog niet kende (hoeft geen fantasiewereld te zijn).
Je ontdekt prachtig ritmische taal.
Je voelt je emoties.
Als je dit boek gelezen hebt, blijft het in je hoofd spoken.
Door dit boek vergat je de tijd.
Dit boek verbaast en verwondert.
Dit boek wil je ook geschreven hebben.

De belofte dat de schrijver zijn best heeft gedaan voor jouw uitstel van ongeloof.
En die belofte wil ik als schrijver aan mezelf doen. Misschien niet bij het schrijven van de eerste versie, maar wel voordat de drukpers rolt.