Richting bij het schrijven

Schrijven
met een richting

Een keer heb ik een opdracht aan een uitgever teruggegeven. De verwachtingen waren niet duidelijk en toen ik eenmaal op een verkeerd spoor zat, kon ik het verhaal niet meer (op tijd) ombuigen. Dit was vlak voordat ik aan Futuria begon (mijn nieuwe boek dat in september 2024 verschijnt bij uitgeverij Ploegsma).

Futuria was geen opdracht, maar geheel eigen initiatief. Toch heb ik mezelf vooraf wel een opdracht gegeven, een mission statement. Hierin beschreef ik wat voor boek het moest worden, met welk effect op de lezer. Dit gaf me richting. Niet alleen tijdens het bedenken en schrijven van het verhaal, ’t gaf ook aan wat ik nog moest leren.

Richting geven (en hebben) is belangrijk bij het ontwikkelen van schrijfvaardigheden bij kinderen. Dat richting geven bestaat uit vijf onderdelen, die ik hieronder uitwerk:

Factoren goed schrijfonderwijs basisschool

1. Een heldere opdracht
Een open deur, maar als een opdracht te vaag is, belemmert dit het schrijven. Bijvoorbeeld: Schrijf over het verschil tussen de herfst en de lente. Niet heel duidelijk…
Een heldere opdracht is concreet en geeft kaders voor vorm en inhoud. Beschrijf in een dialoog van minimaal 10 zinnen een discussie tussen de Lente en de Herfst over de vraag wie van de twee het beste seizoen is.
Controleer hierbij of de kinderen alle begrippen kennen en geef voorbeelden. Als je niet weet wat een discussie of een dialoog is, kom je niet zo ver.

2. Uitnodigend (de vonk)
Sommige opdrachten leveren meteen ideeën op. Van de twee voorbeelden hierboven, geeft de laatste een zo’n vonk af, en is olie op je schrijfvuur. Ik zie meteen voor me hoe Herfst en Lente ruziemaken en met steeds extremere argumenten komen.
Door de vorm zijn er kaders: dialoog, minimaal 10 zinnen, discussie. Maar er is ook ruimte voor eigenheid. Je kunt de ‘personages’ Herfst en Lente zelf vormgeven. Je kunt ze een eigen stem geven.

Veel schrijfopdrachten die je online vindt, missen die vonk. Als voorbeeld: Je bent een dag onzicht-baar. Dit kan een spannend verhaal worden, maar het kan ook een opsomming van gebeurtenissen worden zonder samenhang en spanning. 
Spanning ontstaat pas als er een conflict is, een factor die voor problemen zorgt. Of nog beter: een factor die problemen die al sluimeren verergert. Zorg dus voor een conflict of geef kinderen (in tweetallen) de tijd om conflicten te bedenken.

Wat is een conflict in verhalen?
Bij een conflict denken we meteen aan ruzie, maar dat hoeft niet zo te zijn.
In een verhaal heeft de hoofdpersoon een doel of een probleem. Hij wil iets bereiken en/of er moet iets veranderen. Het conflict is dat wat het doel of die verandering in de weg staat: tegenwerkende krachten en obstakels. Die kunnen zowel van binnen als van buiten komen. Van buiten: rampen, ongeluk, andere mensen. Van binnen: onzekerheid, angst, fysieke beperkingen, (valse) overtuigingen.


Neem bijvoorbeeld de volgende opdracht:
Online bestel je een flesje superkracht. Welke superkracht bestel je en wat gebeurt er dan?

Op zich best een leuke opdracht, maar toch mist er conflict. Stel dat je te bang bent om de superkracht op te drinken? Een intern conflict dus. Je test de toverkracht eerst uit op je cavia.
Of het flesje wordt bezorgd bij de buurjongen aan wie je een gloeiende hekel hebt. Een extern conflict. Voer voor een verhaal.

3. Hoe te beginnen
Kaders en uitnodigende opdrachten helpen om goed te kunnen starten. Om kinderen verder op weg te helpen en richting te geven, zou je jouw denkproces kunnen modelen. Daarmee bedoel ik vooral de vragen die je jezelf stelt bij het bedenken van een verhaal: Wie, wat, waar, waarom? Wat als….? Die laatste vraag is een hele krachtige. Wat als je de toverkracht aan je Cavia geeft? Wat zijn de gevolgen?
Geef kinderen handvatten voor het begin. Je kunt voorbeelden geven van beginzinnen. Samen fantaseren over wat er allemaal zou kunnen gebeuren. Kinderen die het lastig (blijven) vinden, kun je individueel ondersteunen door ze vragen te stellen en door suggesties te doen waarbij je ze opties geeft. Soms blijft dat aftasten. Schrijven is een activiteit die weerstand kan oproepen vanwege onzekerheden. Het doet een beroep op veel vaardigheden (plannen, taal, motoriek). Wanneer jij kunt ondersteunen/aanpassen op die vlakken, kunnen alle kinderen meedoen. Goals apply to all. 

De weg naar succes, succescriteria.

4. Succescriteria
Samen praten over verwachtingen geeft houvast. Een krachtige manier is uitgaan van een voorbeeld hoe het niet moet. Niet om fouten te benadrukken, maar om te bespreken wat er mist en wat het effect daarvan is. Dit werkt vooral bij feitelijke genres, zoals brieven, verslagen, enz. Denk aan een uitnodiging voor een feest. Aan de hand van een onvolledig voorbeeld kom je samen tot een lijst met criteria voor de inhoud: tijd, plaats, de gelegenheid, enz.

Ook bij verhalende genres kun je werken met succescriteria. Sommige criteria zijn concreter dan andere, bijvoorbeeld foutloos schrijven versus rijk taalgebruik. Geef daarom altijd voorbeelden van de criteria. En werk met een opbouw, zodat de kinderen stappen kunnen zetten. Een voorbeeld daarvan is:

Beginner: het verhaal heeft geen structuur.
Opkomend: het verhaal heeft een begin, midden en eind.
Vaardig: het verhaal heeft een begin, midden en eind en heeft een opbouw in spanning.

Criteria zijn kwaliteitsnormen waar kinderen naartoe werken. Het gaat vooral om schrijfvaardigheid. Soms kunnen criteria de schrijfzin in de weg zitten. Zoek de balans in je aanbod.

5. Waaraan werken…
Toen ik aan mijn eerste boek werkte, had ik bij elke herschrijfsessie een andere insteek. Een sessie om verhaallijn en continuïteit te checken, een sessie voor taalgebruik en goedlopende zinnen, een sessie voor spelfouten… Schrijven doet een beroep op veel vaardigheden die je onmogelijk allemaal tegelijk kunt toepassen of nakijken.
Laat kinderen zichzelf een doel stellen voor het schrijven. Niet te groot, maar wel een volgende stap in hun ontwikkeling. Zie het als een mission statement: vandaag ga ik tijdens het schrijven letten op … Of: ik ga gebruikmaken van …
Soms zijn we hier huiverig voor, maar deze denkwijze (geen eisen willen/durven stellen, want het gaat vooral om plezier en creativiteit) is een neerwaardse spiraal. Als je ergens beter in wordt, ga je het leuker vinden. En vooral als je daar invloed op kunt uitoefenen.