Schrijven met een plan: formatief handelen bij het schrijven.

To plot or not
Iets doen ‘by the seat of your pants’ betekent zoiets als iets doen vanuit je intuïtie. Zo is het woord pantser ontstaan: iemand die meteen in het verhaal duikt, zonder plan, gewoon ‘hup aan de slag’. Vrijheid en flow zijn belangrijk, het verhaal ontstaat tijdens het schrijven.
Een plotter werkt alles nauwgezet uit volgens een verhaalstructuur of een methodiek. Pas als de plot staat, begint de plotter te schrijven. Ertussenin zit de plantser. Die werkt het verhaal eerst losjes uit.
Elke aanpak heeft voor- en nadelen. Vaak worden ze tegenover elkaar gezet, maar daarmee beperken we onszelf. Welke aanpak werkt hangt af van kennis en ervaring, het schrijfdoel en het soort tekst.

Zowel vrij schrijven als schrijven met een plan is voor kinderen een belangrijke vaardigheid om te leren. Kennis over hoe je een verhaal kunt aanpakken vergroot het schrijfsucces. Hoe fijn is het dat je hebt geleerd een opzet te maken voor een creatieve of feitelijke tekst…
Dat schrijven met een plan is meteen een formatieve activiteit. Je kunt je plan immers bespreken met anderen en bijstellen. Een plan geeft houvast en richting, zoals ik al beschreef in mijn vorige blog.
Maar hoe pak je dat aan met kinderen? Niet de meest planmatige wezens…

Onbewust bekwaam
Misschien moeten we ze onbewust bekwaam maken door op andere momenten aandacht te besteden aan verhaalstructuur. Want het plannen van een verhaal leer je vooral door te snappen wat een verhaal is, wat de structuur en opbouw van een verhaal is. 

Dat leren kinderen vooral door bezig te zijn met verhalen en boeken. Door een story-board of verhaalanalyse te maken. Maak inzichtelijk hoe de hoofdpersoon zich voelt door emoties aan gebeurtenissen te koppelen en deze in een schema te zetten.
De kennis die kinderen opdoen, zetten ze in bij het schrijven van hun eigen verhalen. Herinner ze aan bestaande verhalen, aan verhaalanalyses en karakterbogen.

Verhalen
Misschien denk je: dat is toch niets voor kinderen?
Hoezo niet? Waarom leren we kinderen hoe ze breuken kunnen vermenigvuldigen? Maakt die vaardigheid ons meer mens dan de mogelijkheid om verhalen te kunnen bedenken en op te schrijven?
Een schrijver zei ooit: lezen en schrijven zijn vaardigheden die we pas korte tijd beheersen in de geschiedenis van ons menszijn. Verhalen vertellen bestaat al zo lang als de mensheid zelf. 

Vragen stellen
Terug naar het onderwerp. Een andere manier van een ‘plan’ maken, is voorafgaand aan het schrijven in gesprek gaan. Stel dat de opdracht is: iemand vindt een schatkaart. Inventariseer de vragen die dit gegeven oproept. Van wie is de schatkaart? Wat is de schat? Waar ligt hij? Waarom daar? Welke problemen kun je tegenkomen? Wie kan helpen?

Laat kinderen samen met deze vragen ideeën uitwisselen. Dit geeft houvast bij het schrijven van het verhaal, zonder dat ze de gebeurtenissen helemaal vooraf moeten uitdenken.
Vragen stellen is sowieso helpend bij het schrijven. Je zou samen schrijfvragen kunnen opstellen die kinderen altijd kunnen inzetten als ze aan een verhaal werken. Bijvoorbeeld:

  • Wat voor verhaal moet het worden?
  • Wat ervaart, leert of beleeft de lezer door je verhaal?
  • Welke emotie(s) roept je verhaal op?

De hand
Een eenvoudige en doeltreffende manier om richting te krijgen is de oefening: geef je personage de hand. Dit gaat als volgt:

  1. Leg je hand op een vel papier en trek deze wat ruimer om.
  2. Schrijf de naam en enkele kenmerken van je personage in het midden van je hand.
  3. Beantwoord de onderstaande vragen en schrijf de antwoorden in de betreffende vingers en duim.
  • Duim: Wat kan je personage goed? Wat zijn diens sterke kanten, krachten, positieve eigenschappen? Wat vindt die fijn? Waar houdt die van?
  • Wijsvinger: Welke richting? Wat wil je personage bereiken? Wat is diens doel?
  • Middelvinger: Waar heeft je personage maling aan? Wie zijn tegenstanders? Wie of wat staat in de weg?
  • Ringvinger: Wie zijn vrienden en/of bondgenoten? Waar is je personage trouw aan?
  • Pink: Wat is je personages zwakte? Waar is die niet goed in? Wat zijn valkuilen? Negatieve gewoontes? Wat zou moeten veranderen?

Simpel.
Ook nu geldt weer: hou het simpel. De ‘hand’ kan ook geoefend worden met een bestaand verhaal. Of laat kinderen twee vingers invullen.
Belangrijk is dat we diepgang aanbrengen in ons onderwijs. Dat we hoge verwachtingen hebben en niet vies zijn van ‘dingen aanleren’. Zeker niet als die dingen zo wezenlijk zijn voor ons menszijn als het vertellen van verhalen.